In 1853 richten ondernemers en gegoede burgers in Amsterdam de ‘Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam’ op. Er heerst grote armoede en de woningnood treft vooral arbeiders. Het Amsterdamse voorbeeld vindt overal in Nederland navolging.

De particuliere initiatieven lossen het probleem echter nauwelijks op. Zonder overheidssteun blijven de woonomstandigheden op veel plekken abominabel. De situatie verbetert wanneer het kabinet Pierson met sociale wetten komt, waaronder de Woningwet in 1901. De wet stelt kwaliteitseisen aan woningen en steunt woningcorporaties die aan de voorwaarden voldoen.

Als een van de eerste in Nederland wordt in 1910 in de Arnhemse wijk Klarendal een complex met woningwetwoningen gebouwd. Daarna volgend meer huurwoningen voor de arbeidersklasse in de omgeving van Sonsbeek. In de verzuilde samenleving ontstaat behoefte ook voor andere doelgroepen betaalbare huisvesting mogelijk te maken. Er komen woningbouwverenigingen voor middenstanders, ambtenaren en onderwijzers.

Het katholieke volksdeel kan niet achterblijven. Naast katholiek verenigingen voor jonge gezinnen, handelsreizigers, technici, onderofficieren en onderwijzers ziet op  6 februari 1921 de Roomsch-Katholieke Woningbouwvereeniging voor den Middenstand De Eenvoud het levenslicht.

Ontzuiling

In de eerste jaren wordt nog streng naar de katholieke achtergrond van huurders gekeken, daarna steeds minder. In de praktijk loopt De Eenvoud zelfs vooruit op het ontzuilingsproces dat zich vanaf eind jaren zestig zal voltrekken. Formeel wordt De Eenvoud echter pas in 1979, bij het maken van nieuwe statuten, een algemene woningbouwvereniging.

De vereniging wordt in 1921 niet toegelaten voor de Woningwet. De reden is het kabinetsbesluit om de regels strenger toe te passen: er gaat alleen nog maar rijkssteun naar verenigingen die woningen bouwen voor ‘sociaal-achterlijken en krotbewoners’. Dit betekent dat De Eenvoud haar eigen broek moet ophouden en dat zal ook nooit meer veranderen, met uitzondering van een specifieke subsidie tijdens de Wederopbouw.

Het eerste woonproject van De Eenvoud

De eerste woningen

De oprichters van De Eenvoud gaan als eerste aan de slag in het Sonsbeekkwartier. In 1923 wordt een perceel aan de Dalweg en Heselbergherweg in erfpacht verkregen en een plan gemaakt voor 40 eengezinswoningen. In december dat jaar tekent de eerste bewoner een huurcontract voor 38 gulden per maand.

Het volgende bouwproject verloopt in twee fasen, met eerst 28 woningen aan de Heselberherweg en Cattepoelsewegt (1926) en vervolgens 10 woningen aan de Hommelseweg (1928). In 1933 worden 23 woningen gebouwd in Alteveer. Een vierde project in diezelfde wijk loopt vertraging op door de oorlog. In 1954 worden deze 42 duplexwoningen alsnog opgeleverd. Twee jaar later volgen 7 losse woningen in zogenaamde bomgaten. Ook bouwt De Eenvoud 6 flatwoningen in het Sonsbeekkwartier. In 1968 worden 60 eengezinswoningen gerealiseerd in Elsweide. Het vooralsnog laatste project van De Eenvoud omvat 23 seniorenwoningen in ’t Cranevelt, in 2016-2018.

Het vooralsnog laatste nieuwbouwproject van De Eenvoud

De Eenvoud is een woningbouwvereniging met een lange geschiedenis. In 2021 vierden we het honderdjarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan verscheen het boekje ‘Honderd jaar zichzelf gebleven’. Dit boekje kunt u hier downloaden:

Honderd jaar zichzelf gebleven.